Weer verder met het essay ‘Ongeschreven wetten’ van Stefan Hertmans uit de bundel ‘Het zwijgen van de tragedie’.
‘Dan dat begraven zelf. In feite strooit ze slechts een handvol zand over hem uit – dat had net zo goed de wind kunnen doen. Sofokles vermeldt er deze verontrustende bijkomstigheid bij, dat het lijk niettemin onzichtbaar werd:’het lijk was onzichtbaar maar niet begraven’ (tweede epeisodion). Antigone en de stoffige wind rond Thebe – beide kunnen ze het lijk bedekken met een sluier van zand; het is niet uit te maken wie barmhartig is geweest, de natuur of de trouw, de wind of de treurende hand van de zuster. Zo licht en alomvattend is het gebaar. Toch is het de treurende mens die zal sterven. Antigone onttrekt de schande aan het gezicht door een handvol stof, alsof ze het lijk wil pekelen tegen bederf. Deze begrafenis is symbolisch; ze zal het rotten en gisten in de zon niet kunnen verhinderen. Wat ze begraaft was al onzichtbaar maar dwingend aanwezig: de doem van de verstikkende ‘schuine’ relaties die hen met elkaar verbond. Daarom is het ijdel te speculeren over eventueel incestueuze gevoelens bij Antigone voor haar broer: ze is er al incestueus mee verbonden – door de geboorte, uit een vader die ook haar broer was.
De ‘bedekking van het schuldige lichaam’, die Antigone op het oog heeft, is geen preutse reflex. Zij wil niet ‘iets verbergen’ – ze wil de vorm van het verdoemde lichaam niet aan de publieke blik overlaten. Ze is tegen uitlevering aan de openbaarheid van haar lot. Het bedekken van haar lot, gesymboliseerd in het (veelvoudig gepenetreerde) lichaam van haar broer, is slechts bedoeld om het geheim niet te laten desintegreren. Wat ze wil bedekken, wil ze niet loochenen – integendeel, ze ‘gaat’ ten volle voor de consequenties ervan. Ze wil het alleen maar onttrekken aan de obsceniteit, aan de blik die, zoals in Peter Greenaway ZOO (A zed and two noughts), uit is op het spektakel van de verrotting. Ze weigert de populistische spektakelwaarde die in Kreons zogezegde morele integriteit schuilt, en stelt er haar passiviteit tegenover, die een hele wereld te gronde kan richten.’ (Bladzijde 197-198) Dit is fragment 96. Wordt vervolgd.