Weer verder met het essay ‘Ongeschreven wetten’ van Stefan Hertmans uit de bundel ‘Het zwijgen van de tragedie’. ‘Het gaat om een ethiek van de wraak en het voorbeeld, het afzonderen van een individu van de kudde der levenden, aan wie normaal gesproken rust wordt gegund in de dood.
Antigone verzet zich tegen deze politieke logica van de zondebok, door zelf die plaats in te nemen: Neem mij, niet hem! Zij zal ervoor opdraaien, niet haar broer. Maar zij doet het wel degelijk met een metafysische dimensie: ze wil de kosmische orde herstellen, gelijk zijn aan de goden en het lot van de wereld op zich nemen. Ze aanvaardt deze horizontale moraal, helemaal afgestemd op intermenselijke intimidatie, niet; ze provoceert en doodt zo de intimiderende werking die van Kreons verdict uitging.
Girard verzet zich tegen de suggestie dat Antigone vanuit een intieme band met Polyneikes ageert (zoals Lacan dat wel degelijk suggereert). Wat ze volgens hem wil, is de verstoorde balans herstellen, de gelijkheid van de tweeling in de maatschappelijke orde terugbrengen. Ze verzet zich tegen de neiging van Kreon om Polyneikes tot zondebok te maken (en zo ook misschien tegen de logica die de christelijke God op aarde installeerde: want die maakt zijn zoon Jezus tot zondebok om de orde te herstellen). Antigone verzet zich op die manier tegen een archaïsche handelwijze. Plots verschijnt ze als een verlicht iemand, niet als een archaïsch wezen. Wanneer we haar ontdoen van elke psychoanalytische zweem van incestueuze liefde voor haar dode broer, verschijnt ze als de redelijkheid, in plaats van als de onredelijkheid. Ze wil dat goed en kwaad niet zo barbaars worden gescheiden, ze pleit voor nuance, mogelijkheid tot verzoening (maar dat doet ze dan weer onverzoenlijk).
Plots is Kreon dan ook helemaal niet de strategische staatsman, maar de archaïsche bijgelovige leider, die door het aanduiden van een zondebok hoopt de samenleving te redden voor de toorn van de goden. Antigone verzet zich dan tegen dit vroeg-christelijke theater, waarin haar broer alle zonden van de wereld op zich zou moeten nemen om de anderen vrij te pleiten. Daardoor wordt ze, zo is vaak genoeg gezegd, zelf … een vrouwelijke Christus.’ (Bladzijde 199-200) Dit is fragment 98. Wordt vervolgd.