Weer verder met het essay ‘Ongeschreven wetten’ van Stefan Hertmans uit de bundel ‘Het zwijgen van de tragedie’.
‘Nu kan men deze ‘pijl van de tijd’ net zo goed omkeren (zodat Antigone niet naar de christelijke toekomst, maar naar het archaïsche matriarchaat verwijst). Antigone is dan de vrouw die herinnert aan de oude tijd, waarin de vrouwen de Wet over de samenleving in de hand hadden. Geen vrouwelijke heerser zou ooit verordenen een zoon onbegraven te laten liggen. Vanuit deze tweede optiek vormt Antigone – en met haar al die andere opstandige Griekse vrouwen – dus niet het deconstructieve moment van de Griekse tragedie, niet het ontbindende. Ze vertegenwoordigen dan juist de bindende, eerste macht die haar recht blijft opeisen. In het licht van de macrohistorisch gesproken nog recente, nieuw opgekomen macht – die van de mannen – herinnert Antigone aan het oude moederrecht, dat wat de mannen willen vervangen door de politieke wet. Kreon is reeds helemaal zo’n nieuwe man: hij is wereldlijk verlicht, hij volgt rationele procedures die Hegel later zullen behagen. Hij vergist zich dan ook in de tekenen. De oude profetische wetten zijn voor hem onleesbaar geworden, ook al wordt hij gewaarschuwd door Teiresias. Hij is het type rationeel wezen dat slechts begrijpt als het te laat is – het inzicht dat Hegel typeerde met de vlucht van de uil in de avondschemer, als de dag voorbij is. Deze politieke machtsgreep op de oude prerationele tekens en voortekenen duidt op een afkalven van het respect voor de vrouw als levenbrengster.
In ‘Drie godinnen’ suggereert Samuel IJsseling dat het ontdekken van het verband tussen paren en baren daarmee te maken kan hebben. Voor dit verband werd ontdekt, leken de vrouwen bovenaardse wezens die van tijd tot tijd – en voor de mannen volkomen onvoorspelbaar – opzwollen, buiten zichzelf geraakten, als het ware in trance kwamen (door de weeën, die ongetwijfeld als goddelijke bezoekingen konden worden uitgelegd).’ (Bladzijde 203-204) Dit is fragment 102. Wordt vervolgd.