Weer verder met het essay ‘Ongeschreven wetten’ van Stefan Hertmans uit de bundel ‘Het zwijgen van de tragedie’.
‘Is het niet juist het voorrecht van goden, dat ze de overgang tussen materie en geest beheersen? Moet dit niet dringend aan banden worden gelegd door de vrouwen te onderdrukken, binnenshuis te houden, het zwijgen op te leggen? Als de vrouwen mantische wezens zijn, horen ze dan tot het ras van de profeten en zieners? Of moeten ze zwijgen om het goddelijke niet te verstoren? De archaïsche man voelt zich genoopt iets tegenover deze verwarrende omgang met het vrouwelijke te stellen – hij ziet zich gedwongen het ‘zoon politikon’ te worden, wil hij weerstand bieden aan de totale ban van de levenbrengster, die de wetten van leven en dood in handen lijkt te hebben.
Op het ogenblik dat hij het verband tussen paren en baren ontdekt, keert hij de rollen om en installeert zichzelf als de zaaier, de levensverwekker, hij die het leven instigeert en de vrouw reduceert tot draagster en voldraagster. De vrouw wordt kruik, de man wordt bron. De archaïsche haardplaats wordt ondergeschikt gemaakt aan de nieuwe leefgemeenschap, de antieke stad. De polis is geboren, en met hem de politiek van de man. Als dit het werkelijke strijdterrein van de Griekse tragedies is, dan zijn de vrouwen niet de breeksters van de tragische Griekse wereld, maar de door nieuwe repressie aan banden gelegde oude heersers; de tragedie is dan de arena waarin de dionysische bok alle vrouwen aan banden legt: Demeter en Persephone bij de goden, Antigone, Klytaemnestra en Medea bij de mensen.
De notie van het offer in de strijd tussen mannen en vrouwen. ‘De dood van Antigone in de dichtgemetselde grafkelder was niet allen een straf voor een overtreding van een door Kreon uitgevaardigd gebod, maar werd ook gezien als een offer aan de goden gebracht om de verstoorde orde te herstellen.’ Antigone strijdt voor de betekenis van het offer: haar broer wordt geofferd omwille van de zuiverheid van de rechtsstaat – een offer dat zij afwijst als onzinnig.’ (Bladzijde 205-206) Dit is fragment 104. Wordt vervolgd.