Verder met het essay ‘ Wateren van de geest’ van Roberto Calasso uit het boek ‘De literatuur en de goden’.
‘De goden manifesteren zich bij vlagen, afhankelijk van het aanzwellen en wegebben van wat Aby Warburg de ‘mnemonische golf’ noemt. Deze uitdrukking, die we tegenkomen in de eerste regels van een postuum uitgegeven essay over Burckhardt en Nietzsche, verwijst naar de reeks pijnlijke botsingen van het geheugen van een beschaving met haar verleden – in dit geval met dat gedeelte van het westerse verleden dat wordt bevolkt door de goden van Griekenland. De hele Europese geschiedenis beweegt mee op deze golf, die nu eens hoog oprijst en dan weer wegebt, en de twee door Warburg gekozen voorbeelden weerspiegelen de tegenstrijdige reacties die we waarnemen op een moment dat de golf met volle kracht komt opzetten. Wat Burckhardt en Nietzsche volgens Warburg gemeen hadden, was vooral het feit dat beiden het verleden als dodenbezweerders benaderden. Maar hun houding ten opzichte van ‘de mnemonische golf’ was volstrekt verschillend, of liever gezegd, tegengesteld. Aan de ene kant Burckhardt, die zich tot het uiterste inspant om een zekere afstandelijkheid te bewaren, ook omdat hij zich haarscherp bewust is van het gevaar, van de terreur die de golf uitoefent. Aan de andere kant Nietzsche, die zich eraan uitlevert, de golf wordt, tot hij zijn brieven uit Turijn ten slotte ondertekent met Dionysus, met name een briefje aan Burckhardt zelf, dat besluit met de volgende woorden:’Nu bent u – ben jij – onze grote, onze allergrootste meester: daarom moet ik, samen met Ariadne, nog slechts het gulden evenwicht van alle dingen zijn; bij alles wat we doen zijn er anderen die boven ons staan…’ getekend: Dionysus.’ (Bladzijde 26-27) Dit is fragment 1. Wordt vervolgd.