Weer verder met het essay ‘Wateren van de geest’ van
Roberto Calasso uit de bundel ‘De literatuur en de goden’.
‘Uiteindelijk is dat het punt waar de geschiedenis ingrijpt in dat-wat-is, het
punt dat ons dwingt in te zien dat de tijd, louter en alleen door zijn verloop,
iets veranderd aan de essentie van de wereld.
Als Holderlin de goden noemt, als hij schrijft:’Nah ist, und schwer zu fassen
der Gott’, begrijpen we dat hij het heeft over een kracht die aan elk
dichterlijk visioen voorafgaat, het overstijgt en intoomt. Juist van die kracht
was hij zich pijnlijk bewust. Maar tegelijkertijd wist hij beter dan wie ook
hoezeer deze god verschilde van de god die aan de Grieken was verschenen. Aan dat
onderwerp zijn zijn meest gedurfde bespiegelingen gewijd, van zijn brieven aan
Bohlendorff tot aan de fragmenten over Antigone. Aan de Grieken verschijnt de god
zoals de Apollo van de Dageraad in het verhaal van Apollonius Rhodius aan de
Argonauten verschijnt: ‘Dan, als het onsterfelijke licht nog niet openbloeit,
als het niet langer volkomen donker is maar een zwak schijnsel de nacht heeft
verjaagd, dus als zij die wakker zijn zeggen dat de dag aanbreekt, varen ze de
haven van het verlaten eiland Thynias binnen en klimmen ze, uitgeput na al hun
inspanningen, op de oever. En aan hen verscheen de zoon van Leto, komend uit
Lycia en op weg naar het talrijke volk der Hyperboreers; terwijl hij voortschreed
golfden lokken goudkleurige krullen langs zijn slapen; in zijn linkerhand hield
hij een zilveren boog, op zijn rug hing een pijlkoker; onder zijn voeten beefde
het hele eiland en de golven sloegen op het strand. Zij die hem zagen werden
gegrepen door onbedwingbare angst (thambos amechanon). En niemand durfde de god
recht in de prachtige ogen te kijken. Ze bleven met gebogen hoofden staan: maar
hij, in de verte, schreed voort, over de zee en door de lucht.’
Rijzig als Poussins Orion, hoog boven de verlaten stranden, als de dageraad nog
nauwelijks oplicht, in zichzelf verzonken en onverschillig: dat is de god.’
(Bladzijde 37-38) Dit is fragment 13. Wordt vervolgd.