Weer verder met het essay ‘Incipit parodia’ van Roberto
Calasso uit de bundel ‘De literatuur en de goden’.
‘De zelfbewuste bevlogenheid van deze uitspraken ging bij Nietzsche echter
gepaard met het besef dat de Duitse werkelijkheid daar destijds diametraal
tegenover stond. Terwijl Nietzsche ‘De geboorte van de tragedie’ schreef en
de contouren schetste van een radicaal vernieuwde beschaving, was hij ook al
bezig met ‘De toekomst van onze scholen’, het meest indrukwekkende pamflet
dat de moderne opvatting van de cultuur ooit tot in haar wortels, de opvoeding,
heeft geraakt. Waar Nietzsche van uitging, was het volgende: juist het
opleidingsinstituut dat de toenmalige cultuur in haar meest voorbeeldige en
sobere vorm moest vertegenwoordigen – het roemruchte Duitse Lyceum – getuigde van
een ‘Verwilderung der Bildungsaufgaben’. Achter het progressieve waanidee van
de ‘allgemeine Bildung’ bespeurde Nietzsche het vaste voornemen van de staat
met name van de Duitse staat – om volgzame ambtenaren op te leiden. ‘Die
Fabrik herrscht’, tekende hij aan, een formulering die op voorhand de volgende
eeuw beschrijft. Zodra iemand beweert dat de cultuur moet dienen, is het niet
langer de cultuur maar het nut dat de scepter zwaait:’Als men in de cultuur op
de eerste plaats iets ziet dat nut heeft, zal dat wat nut heeft al snel worden
aangezien voor cultuur; een cultuur die gemeengoed wordt zal veranderen in haat
jegens de ware cultuur.’ De moderne wereld bewees dus, juist door die verlichte
en veelgeroemde ondernemingen zoals haar pogingen om het onderwijs toegankelijker
te maken, dat ze werd beheerst door een grondige afkeer van cultuur zelf. Toen
Nietzsche meteen na het einde van de oorlog met Frankrijk zijn fantasie even de
vrije teugel liet, schreef hij dat het best mogelijk was dat ‘de oorlog van
Duitse zijde alleen was gevoerd om de Venus uit het Louvre te ontvoeren, als een
tweede Helena’. Dat, schreef hij, was voor hem misschien wel de ‘door de
geest ingegeven verklaring voor die oorlog’. Wat zal hij hardhandig zijn wakker
geschud toen hij enkele maanden later bericht kreeg dat de communards de
Tuilerieen in brand hadden gestoken. En ook het Louvre, zoals de eerste verwarde
(en onjuiste) berichten verzekerden.’ (Bladzijde 54-55) Dit is fragment 12.
Wordt vervolgd.