Weer verder met het essay ‘Incipit parodia’ van Roberto
nalasso uit de bundel ‘De literatuur en de goden’.
- De ware wereld – onbereikbaar? In elk geval nog niet bereikt. En in die zin
ook onbekend. Derhalve ook niet troostend, verlossend, verplichtend: waartoe zou
iets onbekends ons
kunnen verplichten?
(Grauwe ochtend. Eerste geeuw van de Rede. Hanengekraai van het positivisme. - De ‘ware wereld’ – een Idee, die nergens meer toe dient, niet eens meer
verplichtend, – een nutteloze, overbodig geworden Idee, dus een weerlegde Idee:
laten we haar afschaffen!
(Klaarlichte dag; ontbijt; terugkeer van de bon sens en de blijmoedigheid;
het schaamrood van Plato; hels kabaal van alle vrije geesten.) - De ware wereld – we hebben haar afgeschaft: welke wereld bleef er over? De
schijnbare soms? Welnee! …Met de ware wereld hebben we ook de schijnwereld
afgeschaft!
(Middag; het moment van de kortste schaduw; einde van de hardnekkigste van
alle dwalingen; hoogtepunt van de mensheid; Incipit Zarathoestra.)
Deze bladzijde, die volgens een opzet uit het voorjaar van 1888 als luidruchtig
cymbaalgerinkel het onvoltooide ‘Der Wille zur Macht’ zou inluiden, moet
naast Holderlins bespiegelingen over de ‘vaterlandischer Umkehr’ worden
gelezen. Ook in dat geval wordt geprobeerd de duistere beweging op het spoor te
komen die de geschiedenis beheerst en zorgt dat de kleur van de gebeurtenissen en
de consistentie van de dingen zelf alleen al door het voortschrijden van de tijd
veranderen. Maar wat een verschil in toon! Waar Holderlin zoekend en ernstig
klinkt, praat Nietzsche zo brutaal als een spreekstalmeester.’ (Bladzijde
57-58) Dit is fragment 15. Wordt vervolgd.