Weer verder met het essay ‘Hölderlins late hymnen’ uit de
bundel ‘In het licht van de letter’.
‘Of beter die vereniging fundeert zichzelf in het gedenken van die ongegronde,
steeds weer te hernieuwen belofte uit een onachterhaalbaar verleden: het Jawoord,
dat de onherbergzame (“axenos”) ruimte van de oorsprong opent voor het wonen
en de grondslag legt voor een geschiedenis die een liefdesgeschiedenis is; een
geschiedenis die zich verpandt aan een alteriteit en zich ‘waar-maakt’ in de
trouw aan het gegeven woord, ook wanneer het wederwoord en de bestemming ongewis
is: “Lang ist/ Die Zeit, es ereignet sich aber? Das Wahre”. (“Mnemosyne”,
‘tweede versie’; v. 15-17).
Op de zopas geciteerde regel uit Hölderlins hymne “Mnemosyne”, waarin wordt
vastgehouden aan het vertrouwen in een geschiedenis die het ware doet
geschieden, volgt de elegische vraag:”Wie aber Liebes?” (En de liefde dan?)
Hoe houdt men vast aan een schim? Het precaire karakter van het liefdesverbond
dat de geschiedenis zou sturen (“Schicksalgesetz ist dies, dass alle sich
erfahren,…” “Friedensfeier”, v. 83) is Hölderlin zelf bij het
concipiëren van het Friedensfeier-project niet ontgaan. Hij liet de hymne
voorafgaan door een captatio waarin de discontinuïteit van het historische en
het utopische discours, d.w.z. de incongruentie van ervaring en teken wordt
gethematiseerd:
Ich bitte dieses Blatt nur gutmütig zu lesen. So wird es sicher nicht unfasslich
noch weniger anstössig sein. Sollten aber dennoch einige eine solche Sprache zu
wenig konventionell finden, so muss ich ihnen gestehen: ich kann nicht anders. An
einem schönen Tage lässt sich ja fast jede Sangart hören und die Natur wovon
es her ist, nimmt ’s auch wieder.
Der Verfasser gedenkt dem Publikum eine ganze Sammlung von dergleichen Blättern
vorzulegen, und dieses soll irgendeine Probe sein davon.
Hölderlins captatio was zeker geen gewone conventionele formule. Voor toen
heersende normen moet Hölderlins hymnische taal in ‘freie Rhythmen’ (of
‘harte Fügung’ , zoals men in het Duits zegt) eerder onconventioneel (“zu
wenig konventionell”), onverstaanbaar (“unfasslich”) en zelfs schandalig of
aanstootgevend (“anstössig”) geweest zijn. Dat Hölderlin zich daarvan
bewust was en tegelijkertijd hardop droomt van een collectief, transparant
discours, zegt iets over de heroïsche rol die hij zich als dichter
toeschreef.’ (Bladzijde 64-65-66) Dit is fragment 8. Wordt vervolgd.