Weer verder nu met het essay ‘Het ‘nee’ van de vader’ van
Michel Foucault uit de bundel ‘De verbeelding van de bibliotheek’.
‘Het Hölderlin Jahrbuch is van het grootste belang; sinds 1946 heeft het
geduldig het werk van Hölderlin van commentaar voorzien en het onder een dikke
laag vandaan gehaald waar het gedurende ongeveer een halve eeuw onder bedolven
heeft gelegen, een laag van interpretaties die duidelijk geïnspireerd zijn door
de George Kreis. Het commentaar van Friedrich Gundolf op Der Archipel kan gelden
als een voorbeeld van deze benadering. Daarin is sprake van de kringloop van de
heilige natuur, de zichtbare nabijheid van de goden die zich in de gedaante van
fraaie lichamen vertonen, de goden die te voorschijn komen in de cycli van de
geschiedenis , hun uiteindelijke terugkeer die reeds werd aangekondigd door de
vluchtige aanwezigheid van het Kind – de eeuwige en vergankelijke bewaker van het
vuur -, door dit soort formuleringen van Hölderlins thema’s weer alles wat hij
in een krachtige evocatie van de breuk had aangekondigd, gesmoord in een valse
ondergangslyriek. De jongeling in Der gefesselte Strom, de held die bij
verrassing aan de verbaasde oever ontroofd wordt zodat hij raakt blootgesteld aan
het mateloze geweld van de goden, wordt in de thematiek van George een teer,
zacht en veelbelovend kind. Door ze als hymnen op de cycli te zien heeft men
Hölderlins woorden tot zwijgen gebracht, de harde woorden die de tijd in tweeën
klieven. Het was nodig dat de taal van Hölderlin weer werd opgepakt op de
plaats van haar ontstaan.
Enkele oudere en meer recente studies hebben belangrijke verschuivingen
teweeggebracht in het traditionele referentiekader. Al een hele tijd geleden is
de simpele chronologie van Lange duchtig door elkaar geschud; alle ‘duistere’
teksten (zoals de Grund zum Empedokles) bracht Lange onder in een pathologische
kalender waarvan het beginjaar de episode in Bordeaux zou zijn geweest.’
(Bladzijde 35-36) Dit is fragment 1. Wordt vervolgd.