Weer verder met het essay ‘Het ‘nee’ van de vader Over
Friedrich Hölderlin’ van Michel Foucault uit de bundel ‘De verbeelding van
de bibliotheek’.
‘Het evenwicht tussen beide neemt de vorm aan van een steile wand waar het werk
z’n voltooiing vindt, een eindpunt dat het werk alleen zal kunnen afsluiten
door wat er de grondslag van vormde. De grens die het duale leven met Susette
Gontard en de betoverde spiegels van Hyperion in evenwicht hield, duikt als een
grens op in het leven (het ‘ongemotiveerde’ vertrek uit Frankfurt) en als
grens van het werk (Diorama’s dood en de terugkeer van Hyperion naar Duitsland
‘zoals de blinde, vaderlandsloze Oedipous naar de poorten van Athene’).
Nu blijkt dat dit raadsel van Hetzelfde, waarin het werk zich vermengt met al
hetgeen het zelf niet is, zich in een vorm manifesteert die precies tegengesteld
is aan die welke Vasari als oplossing voorstelde. Het bevindt zich in het
middelpunt van het werk, in de krachten die (vanaf het allereerste begin) zijn
vernietiging bewerkstelligden. Het werk en het andere dan het werk spreken pas
over dezelfde dingen en in dezelfde taal als de grens van het werk bereikt is.
Elk vertoog dat tot diep in het werk wil doordringen moet, al is het maar
impliciet, de relaties tussen het werk en de waanzin onderzoeken, niet alleen
omdat de thema’s van het lyrische en de psychose op elkaar lijken, niet alleen
omdat de ervaringsstructuren af en toe isomorf zijn, maar veel fundamenteler,
omdat het werk in z’n geheel de grens stelt en overschrijdt die het fundeert,
bedreigt en voltooit.
De aantrekkingskracht die de grootste platitudes in de regel schijnen uit te
oefenen op het merendeel van de psychologen, heeft deze lui al geruime tijd
aangezet tot de bestudering van ‘frustraties’; daarbij dient het
onvrijwillige vasten van ratten als een uitermate vruchtbaar epistemologisch
model. Dank zij zijn dubbele achtergrond als filosoof en psychoanalyticus is
Laplanche in staat zijn studie over Hölderlin te laten uitmonden in een
fundamentele problematiseren van het negatieve, waarin de Hegeliaanse herhaling
van Jean Hyppolite en de Freudiaanse herhaling van Jacques Lacan zelf herhaald
worden, dat wil zeggen dat hun doelstelling weer wordt opgevat.’ (Bladzijde
47-48) Dit is fragment 16. Wordt vervolgd.