Weer verder met het essay ‘Een last van brandhout: verlies en
belofte in Friedrich Hölderlins poëzie’ van Bart Philipsen uit de bundel
‘De mooiste van Friedrich Hölderlin’.
‘Vooral het verlies van de geliefde stiefvader laat zijn sporen na bij de jonge
Hölderlin. Hij blijft alleen achter met een vrome en strenge moeder voor wie de
zoon met alle geweld een familietraditie moet voortzetten: dominee worden.
Daarvoor is er maar één weg. Eerst het kille internaatsleven in de
kloosterscholen van Denkendorff en Maulbronn, en dan na strenge selectie in
landelijke examens met een beurs naar het Evangelische Stift in Tübingen. Het
Stift is een begrip, een instituut waar de beste koppen klaargestoomd werden voor
een loopbaan als dominee. Dat was al zo in de zestiende eeuw, toen de latere
natuurkundige Johannes Keppler er studeerde, en dat is heden nog zo, ondanks een
hedendaagse website en vrouwelijke repetitoren van wie sommige er best hip
uitzien.
Dat uitgestippelde parcours zet een dubbele rem op de literaire ambities van de
jonge Hölderlin. Zijn moeder maakt financiering – via de niet onaanzienlijke
erfenis van de twee vaders – afhankelijk van studie-ijver en gehoorzaamheid van
zoonlief, en een opleiding aan het Stift houdt een verplichting in om na het
afstuderen een betrekking als dominee te zoeken. Maar Hölderlin heeft andere
plannen. De lectuur van de klassieken – vooral Plato, Homeros en Sofokles –
verbreedt het grip van religiositeit uit zijn jeugd. Hij vindt in de teksten van
de Grieken immers de evocatie van een gemeenschap waarin de mens en het
goddelijke intenser, zinnelijker op elkaar betrokken zijn, een vaak dramatische
betrokkenheid die zich ook uit in hun kunstvormen en rituelen, hun tragedies en
ceremoniën. Al vroeg rijpt bij Hölderlin een visie op het dichterschap die,
geïnspireerd door die lectuur, in een conflict komt met de door familie en staat
opgedrongen levensweg. In die visie is dichterschap het echte priesterschap: het
gedicht moet het medium worden van iets goddelijks – ‘het heilige dat mijn hart
nu vervult, het gedicht’ (‘Tot de schikgodinnen’) – en dat is net als de
vrije en wilde natuur, die Hölderlin steeds weer zal bezingen, te groot voor het
‘huiselijke leven’, inclusief het bekrompen bestaan van een
plattelandsdominee.’ (Bladzijde 10-11) Dit is fragment 2. Wordt vervolgd.