Weer verder met het essay ‘Een last van brandhout: verlies en
belofte in Friedrich Hölderlins poëzie’ van Bart Philipsen uit de bundel
‘De mooiste van Friedrich Hölderlin’.
‘Later, wanneer het leven zijn eerste grote wonden geslagen heeft, krijgen in
oden als ‘Mijn eigendom’ en ‘Thuis’ de vervreemding en het verdriet om
wat niet meer mogelijk is, de overhand. Poëzie wordt de enige vrijhaven, ‘de
tuin, waar ik, wandelend onder de bloesems, de eeuwig jonge,//In veilige eenvoud
wonen kan’ (‘Mijn eigendom’).
Schwaben is niet zomaar het uitgangspunt voor een landschap van de verbeelding in
Hölderlins gedichten. Het is ook een hele specifieke maatschappelijke en
politieke realiteit, de wieg van een taai netwerk aan met elkaar verwante
families, zoals die van Hölderlin, die al generaties lang de ruggengraat van het
hertogdom hebben gevormd. Ze sturen hun zonen naar de militaire, bestuurlijke en
kerkelijke kweekscholen in Stuttgart of Tübingen om het hertogelijk
machtsapparaat en daarmee ook hun eigen privileges in stand te houden.
Provinciale burgerij die stijf staat van de vroomheid, de gehoorzaamheid en – in
mindere mate, maar toch – van het opgepotte geld. Het is voor een groot deel aan
dit soort burgerij te danken dat de hertogen, graven en andere lokale potentaten
de onstuimige jonge intellectuele klasse in het gareel weten te houden waneer de
schokgolf van de Franse Revolutie tot in de studentenkamers doordringt, zoals
die in Stuttgart en Tübingen. Ook in de jaren negentig van de achttiende eeuw is
het Tübinger Stift een broedplaats van aanstormend talent. Hölderlin studeert
er van 1788 tot 1792, samen met zijn vrienden, de latere filosofen Hegel en
Schelling. Het zaad van de hoop op een vrije Schwabische republiek, dat gezaaid
wordt door de schaarse berichten over Frankrijk, wordt uiteindelijk in de kiem
gesmoord: het sterft in kerkers of elders, door eigen hand, door het gif dat
ontgoocheling heet. Om hertog Carl Eugen werd niet gelachen, hij werd bespot.
Volgens de overlevering zou hij tijdens een onaangekondigd inspectiebezoek aan
het Stift twee jonge snoeshanen die te veel vrijheidsdrang vertoonden,
eigenhandig ‘gedefenestreerd’ hebben. Hij smeet hen letterlijk door het
venster.’ (Bladzijde 12-13) Dit is fragment 4. Wordt vervolgd.