Weer verder met het essay ‘Een last van brandhout: verlies en
belofte in Friedrich Hölderlins poëzie’ van Bart Philipsen uit de bundel
‘De mooiste van Friedrich Hölderlin’.
‘Ook al is ze minder beroemd dan Petrarca’s Laura, Shakespeares Julia of
Goethes Gretchen, toch deelt Diotima minstens één eigenschap met haar illustere
zusters: ook zij moet sterven om muze te worden.
In de zomer van 1795 zit Hölderlin thuis, in Nürtingen, nadat hij nogal abrupt
Jena heeft verlaten. Het zou kunnen dat de te grote nabijheid van Schiller
spanningen meebracht die Hölderlin probeerde te ontvluchten. Hölderlin was een
protégé van Schiller, die wel wat in de jonge dichter zag: vooral een trouwe
leerling van zijn eigen visie op literatuur. Hölderlin had grote bewondering
voor Schiller, maar kon zich maar moeilijk verzoenen met wat hij – Hölderlin –
het uiteindelijk vrijblijvende, ‘estheticistische’ perspectief van Schillers
poëtica vond. Het lijkt wel alsof Hyperion een afrekening is met zowel de
filosoof van de daad – Fichte – als met Schiller, de dichter die de ideale
imaginaire wereld van de literatuur liever niet bezoedeld zag door de modder en
het bloed van de actualiteit. Voor Hölderlin wordt poëzie: zoeken naar de
poëtische polsslag, het levende ritme van de geschiedenis in de taal. Maar de
uitwerking van dat inzicht moest nog komen.
In januari 1796 gaat Hölderlin opnieuw aan de slag als huisleraar, deze keer bij
de bankiersfamilie Gontard in Frankfurt (tegenwoordig nog altijd de stad van het
geld). Gontard is een ‘nieuwe rijke’, een pientere zakenman die zich heeft
opgewerkt tot miljonair en graag goede sier maakt met zijn bezittingen, waaronder
een leuk ogende jonge vrouw, die hij op haar zeventiende gehuwd heeft, en een
stel kinderen. Met de kinderen klikt het goed, nog beter echter met de vrouw des
huizes: Susette Gontard. De grote intimiteit tussen Hölderlin en Susette wordt
al gauw dé roddel van de stad en komt dus ook Gontard ter ore. Er volgt een
heftige woordenwisseling en Hölderlin verlaat in september 1798 halsoverkop het
huis, zijn baan en de liefde van zijn leven.’ (Bladzijde 15-16) Dit is fragment
7. Wordt vervolgd.