Weer verder met het essay ‘Een last van brandhout:verlies en
belofte in Friedrich Hölderlins poëzie’ van Bart Philipsen uit de bundel
‘De mooiste van Friedrich Hölderlin’.
‘Het is een generatie van jonge mannen met veel Sturm und Drang, een heterogene
verzameling van knappe en vermetele jonge heethoofden met wie het niet goed zal
aflopen. Een aantal van hen wordt gek, anderen plegen zelfmoord of eindigen in de
boeien. Terwijl Hölderlins hoofd barst van de ideeën en plannen, blijft het
succes uit, en dus wordt de druk van het thuisfront om een mooie positie als
dominee (en dito vrouw) te zoeken steeds groter. En dan is er nog het verdriet om
Susette. Vanuit Homburg probeert hij contact te houden, er worden heimelijke
bezoekjes georganiseerd en hartverscheurende brieven heen-en-weer gesmokkeld,
maar het wordt steeds moeilijker.
Hölderlin ontvlucht dit onrustige leven met sterke en chaotische ervaringen om
in alle rust te kunnen schrijven. Hij keert terug naar huis, maar verblijft in de
zomer en het najaar van 1800 vooral bij vrienden in Stuttgart, een ideale
omgeving, die voor grote poëtische productiviteit zorgt. Steeds uitgesprokener
wordt het besef dat de dichter een bijzondere taak toekomt. In de poëzie moet de
epifanie van het goddelijke, dat in de geschiedenis aan het werk is, geduid of
minstens toch aangeduid worden. Dat besef blijkt onder andere uit de ode
‘Dichterroeping’, maar meer nog uit het onvoltooid gebleven gedicht
‘Wanneer ,als op een rustdag’. Hier is het centrale thema de dichter die op
het kruispunt van geschiedenis, natuur en hemel ‘geplant’ staat en als een
moderne profeet een taal moet vinden voor een geheime aanwezigheid van het
goddelijke in het historische landschap. Het gedicht ontwikkelt een bijzonder
kunstige en complexe vergelijking tussen de dichter en de wijnstok. Beiden
ontvangen ze van de aarde en de hemel de onontbeerlijke elementen voor de vrucht
van de wijn – of van de poëzie: aardse, wereldse stof, bevrucht met de gloed van
het goddelijke vuur. Natuurlijk zijn de tekens van de natuur zoals het verre
gerommel van de donder ook tekens van de revolutionaire geschiedenis (in het
verre Frankrijk), en natuurlijk zijn de verwijzingen naar de Griekse goden –
Dionysos of Bacchus, Apollo, Herakles – ook als Bijbelse, christologische
verwijzingen te lezen.’ (Bladzijde 17-18) Dit is fragment 9. Wordt vervolgd.