Weer verder met het essay ‘Een last van brandhout: verlies en
belofte in Friedrich Hölderlins poëzie’ van Bart Philipsen uit de bundel
‘De mooiste van Friedrich Hölderlin’.
‘Schiller en Goethe – dat weten we uit brieven – lagen in een deuk toen ze
passages aan elkaar voorlazen. Pas in de twintigste eeuw ontdekt men de
ontregelende schoonheid van Hölderlins vertalingen. Ook Bertold Brecht, toch
geen Schwärmer, is er van onder de indruk en herschrijft op zijn beurt met veel
respect Hölderlins Antigone. Het is als thuiskomen in mijn moedertaal schrijft
hij aan zijn zoon.
In 1804 haalt Isaak von Sinclair Hölderlin uit het verstikkende moederlijke nest
naar Homburg en bezorgt hem een ‘baantje’ als bibliothecaris in de
hertogelijke bibliotheek – pro forma. Hölderlin is dan al geestelijk te
onberekenbaar om nog echt een functie te bekleden. Maar toch kan hij aan de
landgraaf van Homburg de aan hem opgedragen vijftien strofe lange ‘Patmos’ –
hymne overhandigen. Patmos is het eiland waar de apostel Johannes zich had
teruggetrokken om het visioen van de Apocalyps op te schrijven. De lyrische stem
van het gedicht reist er in de verbeelding weer naar toe. Het gedicht baadt
echter helemaal in de sfeer van Goede Vrijdag, het verdriet om de dood van
Christus, de radeloosheid van de leerlingen. Het is ook het gedicht over liefde
en passie, over de noodzaak van afstand, het gevaar van de identificatie met de
geliefde, het uithouden van de scheiding en het accepteren van het voorlopig
onbegrijpelijke. En die fundamentele ervaringen worden natuurlijk weer
getransponeerd naar het niveau van de geschiedenis en haar steeds cryptischer
wordende loop. Met Bijbelse beelden zoals de parabel van de zaaier en van het kaf
dat van het koren moet worden gescheiden, wordt de taak van de dichter nog maar
eens opnieuw gedefinieerd: hij tast naar woorden voor deze ervaring van de
overgang en de nachtelijke tussentijd, van hoop op betekenis die nu nog tussen
kaf en koren zweeft, van een schaduwachtig bestaan tussen het zaaien, sterven en
herboren worden in een andere gedaante.’ (Bladzijde 22) Dit is fragment 14.
Wordt vervolgd.