Weer verder met het essay ‘Een last van brandhout: verlies en
belofte in Friedrich Hölderlins poëzie’ van Bart Philipsen uit de bundel
‘De mooiste van Friedrich Hölderlin’.
‘De kleine, vaak naïeve gedichtjes die hij tijdens die tweede ‘helft van het
leven’ schrijft – en er zijn er veel minder (ongeveer vijftig) bewaard dan hij
er geschreven heeft – zijn in de meeste gevallen vrolijk-met-overslaande stem: ze
verraden een zwart randje, dat soms onverbloemd zichtbaar wordt zoals in in
‘Het mooie van de wereld’. Maar de teksten die Hölderlin geschreven heeft in
de eerste jaren na 1806 tonen een veel grotere luciditeit, al wordt die niet
zelden vertolkt door een stem die uit het schaduwrijk tussen leven en dood lijkt
te spreken. Het is de luciditeit van iemand die te veel heeft meegemaakt, die
onzegbare pijn en verlies heeft doorstaan. In de derde strofe van ‘Het
Kerkhof’ verschijnt nog eens de kale ‘grauwe’ muur uit ‘Helft van het
leven’; de rouwende boom met zijn fraai opeengepakte vruchten is allicht de
vlier – Holunder in het Duits en symbool van de dichter zelf (‘Holder’ voor
de vrienden). Hij zelf, Hölderlin, is de boom van verlies geworden. Maar een van
de mooiste gedichten van de ‘waanzinnige’ Hölderlin, de ‘schizofrene’
dichter, is misschien wel ‘Als uit de verte’. Daar spreekt namelijk iemand
anders hem toe, vanuit de onmetelijke verre ruimte van dood en vergetelheid. De
herinneringen die zij oproept aan de uren van de liefde liegen er niet om.
Diotima of Susette: ze spreekt Hölderlin toe, lijkt te zinspelen op brokstukken
uit biografie en werk, en troost hem met een onuitgesproken belofte:’Je bent
toch zo alleen in de mooie wereld,/Dat zeg je me aldoor, mijn liefste, maar/Wat
jij niet weet..’ (Bladzijde 24-25) Dit is fragment 17. Dit was het essay.
Morgen verder met poëzie van Hölderlin. Wordt dus vervolgd.