Verder met ‘De mooiste van Friedrich Hölderlin’.
‘Patmos
Aan de landgraaf van Homburg
(Eerste versie)
Vlakbij is
En moeilijk te vatten de god.
Waar echter gevaar is, groeit
Het reddende ook.
In het duister wonen
De adelaars en zonder vrees lopen
De zonen van de Alpen over de afgrond heen
Op lichtgebouwde bruggen.
Daarom, waar rondom opgehoopt zijn
De toppen van de tijd, en de geliefden
Vlakbij wonen, kwijnend op
Verst gescheiden bergen,
Geef dan onschuldig water,
O geef ons vleugels, om met trouwe zin
Derwaarts te gaan en weer te keren.
Zo sprak ik; toen ontvoerde
Mij sneller dan ik had vermoed
En ver, waar ik nooit
Vermoed had te komen, een genius
Weg van mijn eigen huis. In het halfduister
Schemerden, toen ik ging,
Het schaduwrijke woud
En de beken vol verlangen
Van mijn geboorteland; nooit had ik die streken gekend;
Maar gauw, in frisse glans,
Vol geheimen’
(Bladzijde 111) Dit is gedicht 18, er volgen nog 7 bladzijden.