Weer verder met ‘Gedichten van Friedrich Hölderlin’
vertaald door Ad den Besten.
Verder met
‘De Neckar
In uwe dalen is mij het hart ontwaakt
ten leven en uw golven omspeelden mij;
van al de lieve heuvels die u
zwerveling! kennen is geen m’ een vreemde.
Vaak op hun toppen heeft mij des hemels lucht
verlost van ’t leed der knechtschap, en uit het dal,
als leven uit de vreugdebeker,
blauwachtig, glinsterend’ uw zilvren water.
Der bergen beken snelden naar u omlaag
en met hen ook mijn hart en gij naamt ons mee,
voort naar de stil-verheven Rijn, naar
steden en eilanden in de verte.
Schoon dunkt mij deze wereld nog, ja mijn oog
verlangt naar alle vreugden der aarde, naar
de gouden Paktolos, naar Smyrna’s
oever en Ilions woud. Ach, mocht ik
bij Sounion eens landen en ’t zwijgend pad
naar uwe zuilen vragen, Olympion!
nog eer de stormwind en de tijd ook
u in het puin van Athene’s tempels’
(Bladzijde 147) Dit is gedicht 34. Morgen verder met ‘De Neckar’.