Weer verder met ‘Gedichten van Friedrich Hölderlin’
vertaald door Ad den Besten.
Verder met
‘Terug naar het vaderland
Gij zoele briesjes, vleug van Italië!
en met uw peppels gij, mijn geliefde stroom!
en golvende gebergten met uw
zonnige kruinen, – dat ‘k u mag weerzien!
Gij stille stad! in dromen verscheent ge soms
na dagen zonder hoop den verlangende,
en gij mijn huis en welbekende
bomen daarboven, mijn speelgenoten!
Hoe lang is ’t al geleden! de rust van ’t kind
is heen, en heen de jeugd met haar liefd’ en lust,
maar gij mijn land, zie, gij mijn heilig-
duldende vaderland zijt gebleven.
Ja, om met u te lijden, o dierbare,
met u te vieren, voedt gij de uwen op
en maant in dromen hen die ontrouw,
verre van u door de wereld dwalen.
Maar is in ’t gloeiend hart van de jongeling
het eigenmachtig willen tot rust gebracht,
zodat het stil is voor het lot, dan
geeft de gelouterde zich u liever.
Vaarwel dan, jeugd, vaarwel dan, o rozenpad
der liefd’ en alle paden waarlangs hij zwierf!
Neem gij en zegen weer mijn leven,
hemel waaronder ik ben geboren!
(Bladzijde 153) Dit is gedicht 36. Morgen verder met ‘De liefde’