Weer verder met ‘Gedichten van Friedrich Hölderlin’
vertaald doorAd den Besten.
Verder met
‘Menons weeklachten om Diotima
O wijst gij mij de weg dan, ernstige uren van wijding!
jonggebleev’ne! en blijft, heil’ge vermoedens, en gij
vrome beden! en gij ook, golven van geestdrift, en al gij
goede geniën die gaarne bij minnenden zijt;
blijft dan bij ons, tot eenmaal, op gemeenschaplijke bodem,
waar alle zaligen graag nederkeren en waar
d’ adelaars en de gesternten zijn, ’s Vaders boden, en waar de
Muzen vandaan zijn en ook helden en minnenden,
totdat daar, of ook hier, op een dauwfris eiland w’elkander
weerzien, met d’onzen vereend binnen een bloeiende hof,
waar de gezangen waar en langer de lenten schoon zijn, –
daar begint heerlijk opnieuw, liefste! Een jaar onzer ziel.’
(Bladzijde 173) Dit is gedicht 42. Morgen verder met ‘De zwerveling’.