Weer verder met ‘Gedichten van Friedrich Hölderlin’
vertaald door Ad den Besten.
Verder met
‘De zwerveling
En wat ik hoorde en las, het dreef mij nog verder te zoeken.
Naar de Noordpool omhoog droegen de schepen mij voort.
In een hulsel van sneeuw lag daar zwijgend het leven gekluisterd
en de ijzeren slaap wachtte sinds jaren de dag.
Immers te lang omhelsde d’ Olympos hier niet meer de aarde,
zoals Pygmalion d’ arm om zijn geliefde heen sloeg.
Hier bewoog niet zijn zonnige blik het hart in haar boezem,
noch in regen en dauw sprak hij vriendlijk haar toe.
En vol verbazing was ‘k en in dwaasheid sprak ik: O Moeder
Aarde, zo moet gij de tijd voortaan verdoen als een weeuw?
Niet te baren is immers en niets te verzorgen, oudwordend
niet zichzelf in een kind weder te zien als de dood!
Echter wellicht verwarmt g’u nog eens aan de stralen des hemels,
streelt u zijn adem nog eens wakker uit schamele slaap,
dat, gelijk zich een graankorrel losscheurt, g’uw harde omhulsel
open doet springen, en ’t licht groet de ontbonden natuur,
dat haar gebalde kracht opvlamt in een lente vol luister, –
rozen gloeien en wijn parelt dan hoog in het Noord.’
(Bladzijde 175) Dit is gedicht 43. Morgen verder met dit gedicht ‘De
zwerveling’.