Weer verder met ‘Gedichten van Friedrich Hölderlin’
vertaald door Ad den Besten.
Verder met
‘Grootvaders portret
En de hellingen langs, waar gij de zonnige
bodem hun hebt bebouwd, nijgen en wiegelen
trossen purperen druiven
aan de wijnstok door u geplant.
Echter onder in ’t huis rust, door uzelf verzorgd,
de gekelderde wijn. Kostbaar is hij den zoon,
en zo spaart voor de feestdronk
hij het loutere oude vuur.
Dan, aan ’t nachtelijk maal, als hij in ernst en luim
met zijn vrienden van veel vreugden van vroeger sprak
en van komende tijden,
als het laatste gezang nog schalt,
heft hij hoger de kelk, ziet naar u op en spreekt:
U gedenken wij nu, vader, u willen wij
danken, – brengen wij zo de
goede geesten des huizes eer!
En dan klinkt u ten dank het klaar kristal;
en de moeder, zij geeft, heden voor ’t eerst, het kind,
dat het wete van ’t feest, nu
ook te drinken van uwe drank.’
(Bladzijde 235) Dit is gedicht 52. Morgen verder met het gedicht
‘Bemoediging’.