Weer verder met ‘Gedichten van Friedrich Hölderlin’
vertaald door Ad den Besten.
Verder met
‘Dichterambt
De Ganges-oevers hoorden de zegezang
van d’ alveroov’raar Bacchus, de vreugdegod,
die jong van d’Indus kwam, met heil’ge
wijn uit hun sluimer de volken wekkend.
En gij, heraut des dageraad! wekt ze niet,
die nu nog slapen? Geef ons de wetten, geef
ons leven, overwin, slechts gij hebt
recht tot veroveren, zoals Bacchus.
Niet wat op aarde meestal des mensen lot
en zorg, in huis of onder de hemel is,
als, eedler dan het dier, de man zich
weert en zich voedt, want een andre zorg is ’t,
een dienst, die aan ons dichters is toevertrouwd!
De Hoogste is het, wien wij zijn toegewijd,
dat, steeds opnieuw bezongen, hem steeds
nader ’t bevriende gemoed verneme’.
(Bladzijde 241) Dit is gedicht 55. Morgen verder met dit gedicht
‘Dichterambt’.