Weer verder met ‘Gedichten van Friedrich Hölderlin’
vertaald door Ad den Besten.
Verder met
‘Dichterambt
gewijde snaren zomaar had aangeraakt?
En hebt gij daarom, dichter! der Grieken zang,
daarom der oosterse profeten
woord en het onweer voor kort gehoord, om
de goede geest u dienstbaar te maken, hem
tot komen tartend, ja de zachtmoedige
als een gevangen dier, in domheid,
harteloos – speels in het nauw te drijven?
tot, door uw stok getergd en in gramschap, hij
zijn oorsprong zich herinnert en roept, zodat
de Godheid zelve komt en onder
doodlijke pijlschoten u ontzield laat!
Te lang is al het godlijke dienstbaar reeds,
de milde hemelkrachten verspild, verbruikt,
ondankbaar, door een veelbegeerd
listig geslacht, en dit waant te kennen,’
(Bladzijde 243) Dit is gedicht 55. Morgen verder met dit gedicht
‘Dichterambt’.