Weer verder met ‘Gedichten van Friedrich Hölderlin’
vertaald door Ad den Besten.
Verder met
‘Germania
Groent niet alreeds, in een ruiger tijdsgewricht
voor hen bereid, het veld? Gereed staan de gaven
voor ’t offermaal en dal en stromen zijn
wijdopen om profetische bergen,
opdat tot in de Oriënt de man
kan schouwen en van daar de vele wiss’lingen hem bewegen.
Maar van de aether valt
het trouwe beeld en talloze godsspraken reeg’nen
van hem terneer en het klinkt in de binnenste hof.
En de adelaar, die van de Indus komt,
en over de besneeuwde
bergtoppen van de Parnassos vliegt, hoog boven
Italië’s offerheuvels, en blijde buit voor de Vader zoekt,
geoefender in zijn vlucht dan ooit,
de oude, juichend wiekt hij nu over
de Alpen op ’t laatst en ziet de veelkleurige landen.’
(Bladzijde 265-267) Dit is gedicht 60. Morgen verder met dit gedicht
‘Germania’.