Weer verder met ‘Gedichten van Friedrich Hölderlin’
vertaald door Ad den Besten.
Verder met
‘De enige
ditmaal. Eigenzinnig anders, onmatig
en grenzeloos is ’t, dat der mensen hand
het levende aanvecht, meer ook dan het
een halfgod past – zo overtreedt hun toeleg
heilige wetten. Sinds namelijk boze geest
de gelukkige oudheid heeft overmeesterd, oneindig lang,
heerst reeds een zwijgende macht, vijandig aan ieder gezang, die
in maten vergaat, een geest van geweld. Het ongebondene echter
haat God. Maar de twijfel welke mij aanvecht is deze,
dat noodgedwongen als zonen Gods
die andren de tekenen dragen. Immers de Donderaar
heeft anders nog raad geschaft. Christus beperkt zich vrijwillig.’
(Bladzijde 335) Dit is gedicht 70. Morgen verder met dit gedicht ‘De enige’.