Weer verder met ‘Gedichten van Friedrich Hölderlin’
vertaald door Ad den Besten.
Verder met
‘In liefelijk blauw…
Het is de wezenheid. De gestalte is ’t.
O gij schoon beekje,
hoe roerend schijnt ge, terwijl ge voortrolt zo klaar,
als het oog van de godheid, door de Melkweg.
Ik ken u wel,
maar tranen wellen mij uit het oog.
In de gestalten der schepping zie ik mij opbloeien
een vreugdevol leven, terwijl ik het niet
ten onrechte vergelijk
met de eenzame duiven op het kerkhof.
Het lachen der mensen echter
lijkt mij te kwellen, immers
ik heb een hart.’
(Bladzijde 353) Dit is gedicht 71. Morgen verder met dit gedicht ‘In liefelijk
blauw…’.