Weer verder met ‘Hölderlin, biografie van een mysterieuze
dichter’ van Rüdiger Safranski.
Verder met
Hoofdstuk 1
‘ ‘Mij voedde op de welluidendheid
Der ruisende bomen,
En liefhebben leerde ik
Tussen de bloemen.
In de arm van de goden groeide ik op.’
(MA I, 167 ev.; v. 1-7, 16-32)
De woorden van de mensen om hem heen, zo herinnerde hij zich, ervoer hij altijd
al als te luid in de ‘stilte van
de ether’. We kunnen niet uitmaken of hij toen al de ether, dus de lucht en de
atmosfeer, als een soort goddelijke
natuurkracht heeft ervaren of dat het hier om een projectie achteraf van twintig
jaar later gaat. In elk geval speelde
de moraliserende god van het piëtistische milieu waarin hij opgroeide slechts
een geringe rol in de verheerlijkende
herinneringen aan zijn kinderjaren. Hij voelt zich eerder liefdevol behoed door
de talloze, nog anonieme goden, die
eerder uit de Grieks-klassieke dan uit de christelijke sfeer lijken te komen.
Nürtingen ligt in een bekoorlijk en vredig landschap aan de voet van de Zwaabse
Alb, omgeven door vruchtbare
akkers, met daartussen boomgaarden en bloementuinen, langs de Neckar weilanden
met peppellanen; in de verdere
omtrek groene heuvels vol gras, waar hier en daar een kapel oprees.’
(Bladzijde 19) Morgen verder met hoofdstuk 1.