Weer verder met ‘Hölderlin, biografie van een mysterieuze
dichter’ van Rüdiger Safranski.
Verder met
Hoofdstuk 2.
‘Onder de 29 leerlingen van zijn jaar – de zogenaamde ‘promotie’ – nam hij
de zesde plaats in. Het oordeel was
minder gunstig dan in Nürtingen, misschien als gevolg van de omstandigheden in
Denkendorf, waaronder hij had
geleden.
Ook in Maulbronn waren school en internaat ondergebracht in een voormalig
kloostercomplex. De architectuur
was eerbiedwekkend, maar de sfeer was er vriendelijker en liberaler dan in
Denkendorf. Er waren maar negentien
lessen per week, de rest van de tijd moest op grond van gereformeerde
onderwijsprincipes gebruikt worden voor
zelfstudie. Het toezicht was niet uitzonderlijk streng. De pupillen konden lezen
wat ze wilden, als ze maar gewiekst
genoeg waren om er de hand op te leggen. De nieuwste literatuur van de Sturm und
Drang deed er de ronde; Hölderlin
las er voor het eerst ‘Die Räuber’ van Schiller. Hij had ook de compositie
van Karl Moors lofrede op de als tirannenmoordenaar
vereerde Brutus aangeschaft en wilde die ‘ter ere van Schiller’ op de piano
instuderen, ‘voor zover dat gaat met mijn gehamer’
(aan Nast, januari 1787, MA II, 396). Als we bedenken dat de zeer beroemde
Schiller een nog steeds door de hertog vervolgde
en vogelvrij verklaarde schrijver was, dan kan Hölderlins bewondering voor hem
en voor ‘Die Räuber’ bepaald als rebels worden
gezien.’
(Bladzijde 29-30) Morgen verder met dit hoofdstuk 2.