Weer verder met ‘Hölderlin, biografie van een mysterieuze
dichter’ van Rüdiger Safranski.
Verder met
Hoofdstuk 2
‘Hij verdedigde zich met het argument dat het allemaal met Louise was
afgesproken. Jammerend en tegelijkertijd
kil wees hij elke schuld af:’ En dat ik van iemand die mij zo dierbaar is
geweest, over mijn verandering, die ze zelf
gewenst vond en die me duizendmaal strijd heeft gekost, verwijten moet aanhoren,
zodat ik wel denken moet dat
ik het meisje treurige dagen bezorg – O lieve mama! dat heb ik toch allemaal niet
verdiend!!’ (voorjaar 1789; ma II,
451)
Tegenover zijn moeder verzweeg hij zijn onbevredigde literaire eerzucht, de
eigenlijke reden van de scheiding, maar
Louise heeft er haar vast over verteld, en daarom kon Hölderlin er een
toespeling op maken door de wereld van de
boeken te verheffen tot het enige wat hem in die netelige situatie kan
’troosten’.
Hij meent het met die ‘eerzucht’ zo serieus dat hij er in zijn gedichten
uit die tijd vaak een onderwerp van maakt:
‘Vaarwel, gouden uren uit voorbije tijden,/ gij dier’bre kinderdromen van
grootheid en roem,/ Vaarwel, vaarwel gij lieve
speelgenootjes,/ Ween om de jongeling hij telt niet meer! (MA I, 79, v. 33-36)
Hölderlin had net als zovele kinderen ooit gedroomd over avontuurlijke
heldendaden. Nu droomde hij over de rol
van de roemrijke, gelauwerde dichter.’
(Bladzijde 35) Morgen verder met dit hoofdstuk 2.