Weer verder met ‘Hölderlin, biografie van een mysterieuze
dichter’ van Rüdiger Safranski.
Verder met
Hoofdstuk 3
‘Wijzelf horen tot die substantie, maar dat willen we niet geloven, we willen
als een apart deel van het geheel
gezien worden. Het is zaak met behulp van het strenge denken een eind te maken
aan die illusie. Alleen zulk
denken, aldus Spinoza, dompelt ons onder in de verheven werkelijkheid van het
geheel, de eenheid van God
en wereld. Dat staat natuurlijk allemaal ver af van de christelijke orthodoxie,
in het algemeen van elke openbarings-
religie. Het is een strenge en rationele vorm van pantheïsme. Hölderlin was in
de ban van de persoonlijkheid van
Spinoza en van de toewijding van diens strenge, rationele denken, die de meester
zelf heeft geformuleerd:’nadat
de ervaring me had geleerd dat alles wat de gewone inhoud van het leven behelst
ijdel en nietig is […] besloot ik
uiteindelijk te onderzoeken of er iets is wat een waar bezit is […] waardoor ik
een bestendige en volkomen vreugde
voor altijd genieten kan’. Rijkdom, eer, zinnelijkheid leiden niet tot het
‘ware bezit’, dat doet alleen ‘het besef van de
eenheid […], die de geest met de gehele Natuur verbindt’ (Vorländer,
Quellentexte IV, 154).
Hölderlin bewonderde de vermetelheid van Spinoza, die op eigen voeten kon
staan en wist te leven zonder de
steun van het door iedereen beleden geloof en van de religieuze gemeenschap.’
(Bladzijde 43) Morgen verder met dit hoofdstuk 3.