Weer verder met ‘Hölderlin, biografie van een mysterieuze
dichter’ van Rüdiger Safranski.
Verder met
Hoofdstuk 3
‘Hegel leek ouder dan hij was. Een medestudente tekende in het album
amicorum de karikatuur van een kromme
man met een stok en schreef erbij: ‘God moge de oude man bijstaan.’ Hegel was
niet welbespraakt en gaf anderen
bereidwillig alle ruimte, zonder zich achtergesteld te voelen. Hij hield van het
sociale leven, ook het onpretentieuze.
Toen hij op een keer, zo werd verteld, dronken terugkeerde van een kroegentocht
en zijn vrienden hem moesten
verbergen om straf te ontlopen, riep de kameroudste hem toe:’O Hegel, je zuipt
vast nog eens dat kleine beetje
verstand van je weg’ (gecit. naar Gulyga, 17). Die anekdote bevat niet alleen
een toespeling op het feit dat Hegel
graag dronk, maar brengt ook tot uitdrukking dat Hegel, die rustige jongen,
intellectueel aanvankelijk werd onderschat.
Hij baarde in de dagelijkse omgang weinig opzien, en daarom waren de meesten heel
verbaasd over de latere carrière
van hun voormalige studiegenoot. Dat hadden ze gewoon niet van hem gedacht,
hoewel hij bij de ‘Plaatsingen’ altijd
een van de besten was. Voor gedrag daalde de waardering van het aanvankelijke
‘goed’ via ‘voldoende’ naar ’slecht’.’
(Bladzijde 47-48) Morgen verder met dit hoofdstuk 3.