Weer verder met ‘Hölderlin, biografie van een mysterieuze
dichter’ van Rüdiger Safranski.
Verder met
Hoofdstuk 3
‘Dat waren voor hem de geprefereerde geestelijke houdingen waarmee hij nader
wilde komen tot het geheim
van het ‘zijn’; ze pasten ook heel goed bij het ‘Rijk Gods’, waarvan de
vrienden het fundament wilden leggen.
Nog een paar opmerkingen over die omineuze uitdrukking. De vrienden gebruikten
die uiteraard niet in orthodoxe
zin, een hopen op toekomstige verlossing en toekomstig herstel, maar in de zin
van een vernieuwing in het nu.
Het ‘Rijk Gods’ moest beginnen op het moment waarop de mens zijn beste
mogelijkheden ontdekt en ontplooit,
of het nu de liefde is of, zoals bij de jonge Schelling, het ‘intellectuele
beschouwen’. Een gemeenschapservaring
van het absolute, dat veel betekenissen kon aannemen. Vrijheid hoorde er in elk
geval bij, bepaald ook in politieke
zin. Dat kon ook niet anders in een tijd dat de uitwerking van de grote Franse
Revolutie ook in het Stift merkbaar
werd, als verontrusting en bezorgdheid bij de vertegenwoordigers van de macht en
als geestdrift en hoop bij vele
anderen. In die politiek opwindende tijd kreeg het ‘Rijk Gods’ voor de
vrienden ook een politieke betekenis. Ze
noemden het ook wel de ‘onzichtbare kerk’.’
(Bladzijde 49) Morgen verder met dit hoofdstuk 3.