Weer verder met ‘Hölderlin, biografie van een mysterieuze
dichter’ van Rüdiger Safranski.
Verder met
Hoofdstuk 4
‘Schrijver en lezers wilden het leven in de spiegel van de literatuur meer
waarde geven, er volheid, dramatiek en
sfeer aan verlenen. Ze wilden lezend of schrijvend een bestaan in taal terugzien
dat normaal in de grauwheid van
het dagelijkse leven onbereikbaar blijft. Literatuur als zelfverheffing.
Alleen in een dergelijk door literatuur geobsedeerd milieu, waar literatuur en
leven zo van elkaar doordrongen
waren, konden zich niet veel later de stoutmoedige theoretische concepten van de
vroege romantici ontwikkelen.
De geniale jonge mensen in Jena, wier opkomst Hölderlin zal meemaken, waren
geïnspireerd door een geest waar-
mee ze zichzelf en anderen wilden betoveren: de literatuur moest het leven laten
swingen. De mensen uit Jena ging-
en heel ver in hun oefeningen om hun spieren los te maken, ze wilden de
scheidsmuren tussen literatuur en leven
volledig slechten. Friedrich Schlegel en Novalis muntten voor die bezigheid het
begrip ‘romantiseren’. Elke levens-
activiteit moest poëtische betekenis krijgen, een eigen schoonheid tonen en een
vormkracht openbaren die al even-
zeer ‘stijl’ had als het kunstproduct in engere zin.’
(Bladzijde 61) Morgen verder met dit hoofdstuk 4.