Weer verder met ‘Hölderlin, biografie van een mysterieuze
dichter’ van Rüdiger Safranski.
Verder met
Hoofdstuk 5
‘Hölderlin verwoordde tegenover zijn moeder overduidelijk dat hij het
beroep van predikant voor zichzelf afwees,
maar hij krabbelde toch ook telkens weer een beetje terug, als schrok hij van
zijn eigen moed. In dezelfde brief als
waarin hij zijn plannen voor huisleraar ontvouwt, noemt hij een preek die hij
geslaagd vond, en toen had hij bij zich-
zelf gezegd, ‘als je maar een sprankje meer mensenliefde hebt en hartelijk en
actief medeleven wekt, dan ben je een
gelukkige mens’ (MA II, 505).
Ook aan zijn broer schreef hij over zijn ambitie de mensen ‘te onderrichten
en te bemoedigen’, maar niet in de rol
van predikant, maar als schrijver en dichter: ‘Ik hecht niet meer zo erg aan
afzonderlijke mensen. Mijn liefde geldt de
mensheid […] Ik wil in algemene zin van invloed zijn […] Verbetering van de
mensheid’ (MA II, 507 ev.).
Zwitserland ging niet door.’
(Bladzijde 70) Morgen verder met dit hoofdstuk 5.