Weer verder met ‘Hölderlin, biografie van een mysterieuze
dichter’ van Rüdiger Safranski.
Verder met
Hoofdstuk 5
‘Omdat Hölderlin met Stäudlin had afgesproken te helpen bij het voortzetten
van de intussen verboden ‘Chronik’
van Schubart, greep hij de gelegenheid aan om met diens zoon over dat project te
spreken, maar iets concreets
is daar niet uit voortgekomen. Van Nürnberg reisde Hölderlin via Erlangen naar
Bamberg. Dat was een gevaarlij-
ke weg ‘vanwege de roversbenden’, die daar huishielden. Een huzaar
escorteerde de postkoets. Hölderlin merkte
ook het een en onder van politieke onlusten, ‘in de Frankisch-Pruisische
landen’ moesten in verband met de oorlog
tegen het revolutionaire Frankrijk ’60 000 man opgeroepen worden’. Daarom
kwam het tot relletjes. In Coburg was
Hölderlin er getuige van hoe woedende burgers ‘de militie’ afranselde, en
hoe voorraadschuren werden geplunderd
en daarna in brand gestoken. In zijn reisverslagen aan zijn moeder valt daarover
niets te lezen, maar in de brieven aan
zijn vrienden treedt hij met enige sympathie in details en beschrijft hoe ‘de
patriciërs het een en ander geleerd hebben
over ophangen’ (MA II, 514).
Op de avond van 28 december kwam Hölderlin in Waltershausen aan. Het grote
huis van de Kalbs stond op een heuvel,
aan de voet ervan lag het dorpje. De nieuwe huisleraar was nog niet verwacht.’
(Bladzijde 75-76) Morgen verder met dit hoofdstuk 5.