Weer verder met ‘Hölderlin, biografie van een mysterieuze
dichter’ van Rüdiger Safranski.
Verder met
Hoofdstuk 6
‘Hij noemt hem zijn ‘genius’, hij heeft hem nodig om boven het gewone en
alledaagse uit te stijgen. Hij bewondert
hem vanwege diens rustige zelfbetrokkenheid: ‘Je bent meer met jezelf in het
reine dan ik’, schreef hij en hij bezwoer
dat hij ‘zeker was van onze eeuwige vriendschap’ (MA II, 540).
De andere ‘hartsvriend’ met wie hij onvoorwaardelijk contact wilde blijven
houden en aan wie hij dat in duidelijke be-
woordingen schreef, was Neuffer. ‘Geest en hart’ stemden overeen en hadden
met het ‘lot’ een band gesmeed ‘die
moeilijk ooit kan worden verbroken’ (begin april 1794, MA II, 522), schrijft
Hölderlin in een brief waarmee hij de oude
vriendschap nieuw leven in wil blazen. ‘De betovering van het nieuwe is bij ons
al lang verdwenen’, reden te meer om
die te vernieuwen.’
(Bladzijde 78-79) Morgen verder met dit hoofdstuk 6.