Weer verder met ‘Hölderlin, biografie van een mysterieuze
dichter’ van Rüdiger Safranski.
Verder met
Hoofdstuk 6
‘Op Hölderlin maakte zij een sterke indruk, die hij aan zijn zus beschreef,
waarbij hij die beschrijving vervlocht met
diverse jachtverhalen en de kokette opmerking dat hij nog geen haas had
geschoten: ‘De gezelschapsdame van
mevrouw majoor […] is een dame met een zeldzame geest en een zeldzaam hart,
spreekt Frans en Engels, en is
zojuist bij mij het nieuwste werk van Kant komen halen. Bovendien heeft ze een
heel interessante persoonlijkheid’
(3 november 1794, MA II, 518). Humoristisch ruimt hij mogelijke bezwaren van zijn
zus uit de weg. Hij, het ‘prikkel-
bare broertje’, is intussen ‘wijzer geworden’ en de mooie gezelschapsdame
is ‘nog veel wijzer’, omdat een ander al
‘beloofd’ heeft met haar te trouwen (id.). Wellicht gebruikte Hölderlin hier
het sterk uitgelichte woord ‘wijzer’ in de be-
tekenis van het Franse ‘sage’, seksueel terughoudend.
We weten niet wat er precies tussen hen is voorgevallen. In zijn brieven wordt
de gezelschapsdame met de ‘inter-
essante persoonlijkheid’ en haar belangstelling voor Kant verder nog maar
eenmaal genoemd, in de brief op 19 janu-
ari 1795 aan Neuffer uit Jena. In Jena zouden hem ‘de meisjes en vrouwen
ijskoud’ laten (MA II, 566), heel anders dan
eerder in Waltershausen, waar ‘een vriendin’ was geweest die hij ‘ongaarne
verloren heeft’.’
(Bladzijde 80-81) Morgen verder met dit hoofdstuk 6.