Weer verder met ‘Hölderlin, biografie van een mysterieuze
dichter’ van Rüdiger Safranski.
Verder met
Hoofdstuk 7
‘De brief aan Schiller die Hölderlin aan zijn ‘Hyperion’ – fragment
toevoegde, is niet bewaard gebleven, maar die
is waarschijnlijk even verkrampt geweest als de zinnen waarmee hij enkele maanden
eerder gevraagd had om
publicatie van zijn gedicht ‘Das Schicksal’ in ‘Thalia’: ‘Ik ben zo
vrij een blad in te sluiten, waarvan de onwaardig-
heid in mijn ogen niet zo overtuigend is dat ik het mij tot openlijke
schaamteloosheid zou kunnen aanrekenen u
ermee lastig te vallen, maar mijn achting voor u is evenmin groot genoeg om mij
uit de ietwat bange stemming te
halen waarmee ik dit opschrijf’ (MA II, 526).
Hölderlin wachtte angstig op Schillers reactie en was opgelucht over diens
positieve oordeel. Het nog fragmen-
tarische ‘Hyperion’ beviel Schiller meteen zo goed dat hij aanbood het in de
volgende uitgave van ‘Thalia’, begin
november 1794, op te nemen. Voor Hölderlin was dat een lichtpuntje, want
intussen waren de verhoudingen in
Waltershausen door de problemen met zijn pupil Fritz von Kalb vertroebeld
geraakt.’
(Bladzijde 94-95) Morgen verder met dit hoofdstuk 7.