Weer verder met ‘Hölderlin, biografie van een mysterieuze
dichter’ van Rüdiger Safranski.
Verder met
Hoofdstuk 7
‘Hoewel de problemen met zijn pupil hem zorgen bleven baren, stond hij toch ook
open voor de nieuwe indrukken
in Jena, waarvan hij in zijn afgelegen Waltershausen alleen maar had kunnen
dromen. ‘Mijn hoofd en mijn hart zijn
nu vol van wat ik door denken en dichten […] naar buiten wil brengen,’
schreef hij aan Neuffer in zijn eerste brief uit
Jena. ‘De nabijheid van waarlijk grote meesters, en ook de nabijheid van
waarlijk grote actieve harten drukt me terneer
en verheft me afwisselend’ (november 1794; MA II, 552).
Twee maanden lang, in november en december 1794, was hij met zijn pupil in
Jena. Met de knaap maakte hij geen
vorderingen, hij was wanhopig over zijn taak het kind op te voeden en wilde ervan
af. Charlotte zocht raad bij Schiller,
die adviseerde het nog eenmaal te proberen, tot het voorjaar van 1795. Omdat
Charlotte intussen in Weimar was, moest
die poging daar ondernomen worden. Hölderlin hield het de eerste twee weken van
januari nog bij de jongen uit, en toen
besloot Charlotte hem van zijn taak te ontheffen. Ze toonde zich erg
tegemoetkomend, betaalde hem het honorarium voor
de volgende drie maanden en beloofde haar contacten in te schakelen om Hölderlin
literair vooruit te helpen, wat ze ook al
bij het ‘Hyperion’ – fragment had gedaan; en ze uitte uitdrukkelijk de wens
hun vriendschappelijke contact voort te zetten.’
(Bladzijde 96-97) Morgen verder met dit hoofdstuk 7.