Weer verder met ‘Hölderlin, biografie van een mysterieuze
dichter’ van Rüdiger Safranski.
Verder met
Hoofstuk 7
‘Ze had genoegen beleefd aan haar huisleraar, dat valt ook te lezen uit haar
brieven aan Schiller, bij wie ze altijd
weer een warm woordje voor haar ‘Hölderlin’ deed. Hij moest hem alstublieft
‘karweitjes’ bezorgen die hem een
inkomen zouden garanderen, maar tegelijkertijd zijn geest zouden vrijhouden voor
zijn eigen scheppende werk.
‘H. Lijkt mij een onweerstaanbare hang en ook talent voor zelfgemaakt werk te
hebben,’ schreef ze op een keer
(MA III, 581). Ze probeerde Hölderlins moeder gerust te stellen. Hölderlin had
geen schuld aan de ramp. Haar
zoon Fritz was weinig begaafd en het was gewoon de moeite niet waard dat ‘een
jongeman die zich zo onder-
scheidt in kennis en geestelijke kracht’ (MA III, 585) de beste tijd van zijn
leven aan hem verspilde. Hölderlin
heeft Charlotte waarschijnlijk het een en ander verteld over de soms ook
hinderlijke zorgzaamheid van zijn moe-
der, en ook dat hij, die immers aanspraak kon maken op zijn vaderlijke erfdeel,
door zijn moeder de rol opgedron-
gen kreeg van een smekeling, want Charlotte zinspeelt erop in haar brief aan zijn
moeder: ‘Maar haal alle enghar-
tige zorgen van hem weg – opdat geen nutteloze bekommernis zijn tijd vertroebelt
en zijn ontwikkeling vertraagt! –
Het talent dat u hem nu van zijn eigendom geeft, zal duizendvoudig woekeren’
(MA III, 586).’
(Bladzijde 97) Morgen verder met dit hoofdstuk 7.