Weer verder met ‘Hölderlin, biografie van een mysterieuze
dichter’ van Rüdiger Safranski.
Verder met
Hoofdstuk 7
‘Ze slaagden erin om met Fichte, en hem nog overtreffend, het absolute ik
als passe-partout in te zetten. Ze
projecteerden de diep ervaren dynamiek van het eigen innerlijk in de wereld als
geheel, de natuur. Hölderlins
vriend Schelling ging daarbij systematisch te werk. Novalis, die Hölderlin bij
Niethammer ontmoette, meer intuï-
tief. Novalis schreef: ‘De raadselachtige weg gaat naar binnen’, en: ‘Voor
de wereld zoeken we het ontwerp: dat
ontwerp zijn we zelf.’ Novalis contrasteerde ‘de uiterlijke blik’ in de
natuur, die causaliteit ontdekt, met de ‘innerlijke
blik’, waarvoor zich ‘analogieën’ ontsluiten. Die ‘innerlijke’
denkwijze, de logica van de analogie, is exact wat Höl-
derlin de ‘poëtische ervaring’ noemt. En ook bij Novalis wordt net als bij
Hölderlin, de harteloze analytische natuur-
kennis overwonnen ten gunste van een erotiek van de omgang met de natuur.
Ze konden veel beginnen met Fichtes ik-filosofie, juist als ze erbovenuit
stegen, reden waarom Friedrich Schlegel
Fichtes filosofie naast de Franse Revolutie en Goethes ‘Wilhelm Meister’ tot
de belangrijkste tendensen van het tijd-
perk rekende.
Met een zeker welbehagen aanschouwde Goethe het levendige optreden van de
nieuwe generatie.’
(Bladzijde 104) Morgen verder met dit hoofdstuk 7