Weer verder met ‘Hölderlin, biografie van een mysterieuze
dichter’ van Rüdiger Safranski.
Verder met
Hoofdstuk 7
‘Dat betekent dat we de grens nodig hebben om het grenzeloze überhaupt te
kunnen ervaren. Als we volkomen
In het grenzeloze zouden opgaan, zouden we het helemaal niet kunnen merken. Het
was dan een zijn zonder be-
wustzijn. Polariteit is dus noodzakelijk.
Een andere idee van Fichte, die bij Hölderlin weerklank gevonden heeft, is de
volgende: volgens Fichte bestaat
er een innerlijke polariteit tussen het ‘zuivere ik’ en het empirische, van
buitenaf bepaalde ik. Het levenswerk van
de mens bestaat eruit die beide ikken met elkaar in overeenstemming te brengen,
wat alleen maar kan lukken door
een eindeloze toenadering. Juist daarom is oneindigheid ook eigen aan ons
innerlijk wezen (Vgl. Fichte, ‘Von den
Pflichten…’, 7).
Uit die idee ontwikkelt Hölderlin een belangrijke gedachte voor de verdere
verandering van zijn ‘Hyperion’. Hij zal
in de definitieve versie het verhaal van Hyperion afstemmen op het model van de
eindeloze toenadering. Hyperion
zal niet gaan wanhopen, maar op zoek blijven. Het ‘zuivere ik’ geeft de
richting aan. De oriëntatie noemt Hölderlin
in een brief aan zijn broer de ‘heilige wet van onze moraliteit’ (MA II,
577).’
(Bladzijde 109-110) Morgen verder met dit hoofdstuk 7.