Weer verder met ‘Hölderlin, biografie van een mysterieuze
dichter’ van Rüdiger Safranski.
Verder met
Hoofdstuk 8
‘Hölderlin had de nabijheid van Schiller gezocht, maar had die vervolgens
niet kunnen verdragen en was daarom
uit Jena gevlucht – dat is in de kern de getuigenis in een brief vol pijnlijke
reflecties over de aard van zijn ‘aanhanke-
lijkheid’ aan Schiller. Die mag enerzijds niet onderdanig lijken als bij een
dienaar aan het hof, maar anderzijds vindt
hij een contact als tussen twee gelijken aanmatigend. Hoe de verhouding met
Schiller in evenwicht gebracht kan wor-
den, daarover denkt Hölderlin in deze brief na zonder tot een uitkomst te
geraken, want de belofte ‘goed om te gaan’
met Schillers impulsen, vooronderstelt nog steeds dat hij van zijn kant zijn
meester niets te bieden heeft.
Schiller antwoordde niet, misschien maakte de verlegenheid van Hölderlin ook
hem verlegen; misschien was hij ook
echt teleurgesteld en zelfs gekrenkt over het feit dat de ‘liefste Zwaab’
zich zonder enige aankondiging uit de voeten
had gemaakt, want hij was met Hölderlin nog iets van plan geweest, hij wilde hem
bijvoorbeeld opnemen in de redactie
van de ‘Horen’.’
(Bladzijde 114) Morgen verder met dit hoofdstuk 8.