Weer verder met ‘Hölderlin, biografie van een
mysterieuzedichter’ van Rüdiger Safranski.
Verder met
Hoofdstuk 8
‘Die tekst bevat de onverholen getuigenis van de verlossende kracht van de
schoonheid:’De gelukzalige eenheid,
het zijn, in de enige zin van het woord, is ons verloren gegaan, en we moesten
het verliezen, als we het zouden na-
jagen en bevechten. We rukken ons los van het vreedzame Hen Kai Pan van de wereld
om het tot stand te brengen,
door onszelf. We zijn met de natuur vervallen, en wat ooit, zoals men kan denken,
een was, strijdt nu met elkaar […]
Een eind maken aan die eeuwige strijd tussen onszelf en de wereld, de vrede van
alle vrede die hoger is dan alle ver-
stand – die terug te winnen, ons met de natuur te verenigen tot één oneindig
geheel, dat is het doel van al ons streven,
of we het daarover met elkaar eens zijn of niet. Maar onze kennis noch ons
handelen bereikt in enige periode van ons
bestaan het punt waar alle conflict ophoudt, waar alles een is […] We zouden
ook geen vermoeden hebben van die ein-
deloze vrede, van dat zijn, in de enige zin van het woord, we zouden er helemaal
niet naar streven de natuur met ons te
verenigen […] als niet die eindeloze vereniging, dat zijn, in de enige
betekenis van het woord voorhanden zou zijn. Het is
voorhanden – als schoonheid; er wacht, om met Hyperion te spreken, een nieuw rijk
op ons, waar de schoonheid koningin
is’ (MA II, 588 ev.).’
(Bladzijde 119) Morgen verder met dit hoofdstuk 8.