Weer verder met ‘Hölderlin, biografie van een mysterieuze
dichter’ van Rüdiger Safranski.
Verder met
Hoofdstuk 9
‘Zoals zo vaak in dat soort gevallen was er van liefde waarschijnlijk geen
sprake. Tegenover een vriendin had
Susette al snel geklaagd over vereenzaming. Ze had drie dochters en een zoon,
Henry, ter wereld gebracht.
Het was de in 1787 geboren Henry, over wie Hölderlin zich vooral moest ontfermen
en van wie hij tegelijk was
gaan houden.
Susette had van huis uit liefde voor de literatuur meegekregen, maar voor haar
echtgenoot had literatuur geen
enkele betekenis. Hij was in bankzaken vakbekwaam, vermeerderde het
bedrijfsvermogen binnen enkele jaren
(in 1795 bedroeg het 500 000 gulden), gaf in zijn representatieve huis in de stad
prachtige feesten, maar liet zich
er verder weinig zien. De beurs, het handelshuis en de clubs in de buurt – dat
waren de plekken waar hij vooral te
vinden was. Van hem is de uitspraak overgeleverd: ‘Van de beurskoers begrijp ik
elke finesse, maar hoe kinderen
opgevoed moeten worden of wat ze moeten leren, dat is niet mijn zaak; daar moet
hun moeder voor zorgen’ (St.A
7.2., 65). Hij werd gezien als goedmoedig, als het niet om zaken ging. Maar hij
kon ook prikkelbaar en kil zijn. Hij
sloot zelden een hartelijke vriendschap.’
(Bladzijde 129-130) Morgen verder met dit hoofdstuk 9.