Weer verder met ‘Hölderlin, biografie van een mysterieuze
dichter’ van Rüdiger Safranski.
Verder met
Hoofdstuk 10
‘Hij lijdt nog steeds aan veranderlijkheden, wordt heen en weer geslingerd
tussen verheven gevoelens en wanhoop,
tussen ogenblikken van weidsheid en woestenij. Hij schrijft in zijn tweede brief:
‘Ik denk na en kom tot de slotsom dat
ik ben wie ik eerder was, alleen nu met alle pijn van de sterfelijkheid, en het
toevluchtsoord van mijn hart, de eeuwig-
ene wereld, is weg; de natuur sluit haar armen, en ik sta als een vreemdeling
voor haar en begrijp haar niet.’ (MA I, 615)
Bij het vertellen zakt hij weliswaar steeds diep weg in de stemmingen en
gemoedstoestanden van het ogenblik, hij
wordt overmand door de aantrekkingskracht van het ooit beleefde, maar hij weet
zich daarentegen steeds beter staande
te houden. Hij ontdekt een overkoepelende orde die er in het verleden voor hem
niet is geweest. Dat gebeurt als hij het
verhaal vertelt, en daarmee maakt de vertellende Hyperion zich duidelijk los van
de Hyperion over wie verteld wordt. ‘Of
als ik uitkijk over de zee en mijn leven overdenk, dan klinkt het stijgen en
dalen ervan, de zaligheid en de treurnis, en mijn
verleden, op als een snarenspel, waarbij de maestro alle klanken doorloopt en
strijd en harmonie met een verborgen orde
door elkaar gooit’ (MA I, 652).’
(Bladzijde 151) Morgen verder met dit hoofdstuk 10.