Weer verder met ‘Hölderlin, biografie van een mysterieuze
dichter’ van Rüdiger Safranski.
Verder met
Hoofdstuk 10
‘Schiller had het bezoek vanuit de verte op touw gezet, en Goethe deed hem het
volgende verslag toekomen:’Gisteren
is ook Hölderlin [sic!] bij me geweest, hij ziet er wat bedrukt en ziekelijk
uit, maar hij is waarschijnlijk sympathiek en op
bescheiden en, sterker nog, schroomvallige wijze openhartig. Hij ging op
verschillende zaken in op een manier die uw
hand verried […] Ik heb hem vooral aangeraden kleine gedichten te maken en bij
elk ervan een menselijk interessant
onderwerp te kiezen’ ( 23 augustus 1797; id., 400). Daar is het weer, die
‘idyllische gebeurtenis’ uit de aanbeveling van
Goethe in een eerdere brief.
Hölderlin was volgens Goethe ‘wat bedrukt’ geweest bij hun ontmoeting.
Dat zou mede veroorzaakt kunnen zijn door-
dat in die zomer voor Hölderlin de crisis in huize Gontard begon.
De baan van huisleraar had altijd iets precairs. De Duitse schrijver Jakob
Michael Reinhold Lenz had er een generatie
eerder een tragikomedie over geschreven. Jonge, academisch gevormde mannen,
meestal uit armoedige kleinburgerlijke
omstandigheden die zich tot het hogere geroepen voelden, komen in conflict met de
adellijke of grootburgerlijke sfeer, waar-
in ze hun opvoedkundig werk verrichten. In het gunstigste geval worden ze bij
nadering als gelijke behandeld.’
(Bladzijde 155) Morgen verder met dit hoofdstuk 10.