W.G.Sebald over Ernst Herbeck. Vervolg. Gisela Steinlechner heeft de hazenlip geïnterpreteerd als het door Herbeck zelf ontdekte embleem van zijn gespleten persoonlijkheid. Zij noemt in dit verband de stelling van Claude Lévi-Strauss dat de hazenlip in Amerikaanse indianenmythen beschouwd wordt als het overgebleven spoor van een tweeling die nooit is geboren. Het is deze tweeheid-in-één die de haas met zijn gespleten gezicht tot een allerhoogste godheid verheft, tot een middelaar tussen hemel en aarde. Maar de messiaanse roeping houdt zowel het uitverkoren-zijn in de orde van de heilsgeschiedenis in als de rol van uitgestotene en vervolgde in de profane wereld. Niet voor niets heeft Ernst Herbeck, die waarschijnlijk niet zozeer het zendingsbewustzijn van de mensenzoon als wel het verdriet van de verachte mensen in zichzelf voelde, vier uitroeptekens achter ‘De haas’ gezet toen dat hem op een dag als titel van een gedicht werd opgegeven. Het gedicht luidt als volgt: De haas is een dapper dier! Hij rent tot hem de klemmen pakken. De oren gespitst; hij luistert. Voor hem —–is er geen tijd om te rusten. Rent rent rent. Arme haas! De ambivalente gesteldheid die de mythe aan de haas toeschrijft en waarin macht en machteloosheid, moed en angst heel nauw met elkaar verbonden zijn, bepaalt ook Herbecks visie op de aard van zijn wapendier. In zijn levensbeschrijving is er verder sprake van dat zijn moeder (en ook daarop heeft Gisela Steinlechner al gewezen) in wat de auteur de tijd van ‘revolte en zilvernood’ noemt, ‘een haas kreeg’. Bedoeld is natuurlijk dat die haar werd gebracht of cadeau gedaan als aanvulling op de schrale pot. Maar de kortere formulering van Herbeck suggereert toch dat zijn moeder de haas kreeg zoals je een kind krijgt. Deze haas wordt nu in het bijzijn van zijn vader door zijn moeder geslacht en het vel wordt hem over de oren getrokken. Dat de haas ook wordt gebraden vermeldt hij niet meer, maar tot besluit van het verhaal bekent hij alleen nog:’Hij smaakte mij te goed.’ De moraal van het hele verhaal ligt dus opgesloten in twee letters. Want dat hij op die manier meedeed aan de gemeenschappelijke gezinsmisdaad, niet alleen als slachtoffer maar ook als dader, doordat hij namelijk meehielp aan het opeten van zijn evenbeeld en naamgenoot, dat is de werkelijke dimensie van zijn verstrikt zitten in de duistere praktijken van ons gemeenschappelijke leven. De legende van de arme haas, die Herbeck als verklaring voor zijn zware lot bedacht, is voor wie kan lezen een lijdensgeschiedenis van een exemplarisch formaat. ‘Hoe groter het leed’, heeft hij eens geschreven, ‘des te groter de dichter. Des te harder het werk. Des te dieper de betekenis.'( bladzijde 181-182) Een knap en mooi essay.